Menu Sluiten

De Vierdaagse in verval

Het zit er weer op: mijn 13e Vierdaagse van Nijmegen. Vier dagen wandelen met zo’n 45.000 andere deelnemers. Ieder jaar opnieuw een feest om er weer bij te mogen zijn. Het is een voorrecht dat ik het kan lopen – want dat is niet iedereen gegeven. In augustus moet ik weer voor de jaarlijkse check-up naar de huisarts, maar de Vierdaagse is voor mij ook altijd een mooie graadmeter: als ik deze loop haal, gaat het nog prima met me.

Is het allemaal fantastisch?

Nou, nee. Je merkt dat de commercie de Vierdaagse steeds meer in haar greep krijgt. Even een kleine opsomming:

  • Het inschrijfgeld was in 2010 €49, nu is dat €115.

  • Koffie, thee en broodjes langs de route verdwijnen.

  • Alles moet ‘professioneel’: geluid, beveiligingscamera’s, reclamespandoeken langs de route.

  • Een blikje fris op de Wedren kost €5,50.

  • Het samen zingen met een dweilorkest is door Omroep Gelderland verdrongen door een DJ met vervangend gedreun.

Waarom loop je dan nog?

Goede vraag. Ondanks al dat geweld van markt en overheid (onder het mom van veiligheid) is er gelukkig nog veel gemeenschapszin te vinden. Tussen de lopers onderling, bij de mensen langs de kant. Straten vol standjes, waar families en vrienden zich vermaken – ieder met hun eigen muziekstijl. Maar het mooist zijn de straten met een thema, waar van begin tot eind dezelfde muziek klinkt. Daar zit iets achter: mensen die samen iets neerzetten, samen keuzes maken (en ongetwijfeld ook samen discussiëren over het muziekgenre). Gemeenschappen zijn nooit zonder gedoe. Maar voor iemand met een afwijking voor gemeenschapszin: heerlijk.

Hoezo ‘Vierdaagse in verval’?

Over het algemeen kun je stellen dat de individualisering ook bij de Vierdaagse heeft toegeslagen. Veel mensen lopen met oortjes in en sluiten zich af voor contact. Juist die ontmoetingen waren voor mij jaren geleden de reden om mee te doen – zeker nadat ik samen met mijn dochter meeliep.

Dat wat het leuk maakte, onderlingen contacten samen vierdaagse liedjes zingen, genieten van soldaten die elkaar met gezang opzweepten, het is er niet meer.

De kosten maken het ook steeds meer een elitair evenement. Een stel dat mee wil doen, is zo duizend euro kwijt. En met 47.000 inschrijvingen zijn we voorbij het maximum. Mijn wachttijd bij opstoppingen was flink – en daar wordt terecht over gemopperd. Het haalt de ontspanning uit het wandelen.

Marketing…

Vanuit marketingperspectief is het misschien een feest om erbij te zijn, maar ik zie vooral veel gemiste kansen. Een blikje fris van €5,50 zorgt er vanzelf voor dat mensen hun eigen spullen meenemen. Tegelijk hangen er posters door de stad: “Je bent een held als je aan de bar bestelt.”
Ze hebben volgens mij de marketing-P’s wat door elkaar gehaald. Voor mij is de belangrijkste P nog altijd die van Product. Beperk het aantal inschrijvingen tot 45.000. Stel de beleving van de wandelaar centraal.

Vroegere deelnemers kennen misschien nog de roep: “Met een banaan kun je er weer tegenaan – wie maakt me los?”
De dame die dat jarenlang riep, stond zelfs op twee vaste plekken op één dag: ze verplaatste zich met haar handel. Alleen: dit jaar was ze er niet. Jammer. Ik kon ervan genieten. Zoveel marketingpower zag ik zelden. Waar is ze gebleven?

En nu?

Volgend jaar ben ik er gewoon weer bij. Maar ik hoop dat bij de organisatie het wandelen weer centraal komt te staan. Gewoon terug naar het oude startsysteem, met meerdere momenten per leeftijdscategorie.

Al met al waren het vier geweldig leuke dagen die omgevlogen zijn.

De valkuil van Pipi

Het lijkt alsof heel Nederland hoogopgeleid is. Zeker op LinkedIn lees je ronkende verhalen over onderzoeken, carrièreswitches, nieuwe banen en succesvolle innovaties. Ooit liep ik tussen al die bollebozen rond, en met een collega maakten we er grapjes over. Zoals: “Wil die Hut met weinig hersenactiviteit de zaal verlaten, zodat we het over belangrijke dingen kunnen hebben?”

De kracht van specialisatie
Specialisten zijn belangrijk, want specialisatie is een essentieel onderdeel van wetenschap en academische disciplines. Iemand die jaren heeft gestudeerd en onderzoek heeft gedaan in een specifiek vakgebied — zoals natuurkunde of geneeskunde — heeft kennis vergaard die niet makkelijk te kopiëren is. Dat maakt hen waardevol binnen hun eigen domein. Maar die diepgaande focus kan hun perspectief op andere disciplines beperken.

De illusie van algemeenheid
Het is een veelvoorkomende misvatting dat hoogopgeleide mensen automatisch brede kennis van andere vakgebieden hebben. Iemand met een sterke achtergrond in wiskunde die economische theorieën probeert te begrijpen, mist vaak nuances en context die essentieel zijn voor echt begrip. Dit leidt ertoe dat slimme mensen soms domme dingen doen — daar schreef ik al eerder over in deze blog.

Interdisciplinair denken
Toch groeit het besef dat interdisciplinair denken belangrijk is. Het combineren van kennis uit verschillende vakgebieden leidt tot nieuwe inzichten en innovatieve oplossingen. Theoretisch hoogopgeleiden zouden hun kennis moeten delen, maar vooral open moeten staan voor samenwerking met mensen met praktische kennis. Dat is pas echt een andere discipline: je eigen beperkingen erkennen.

Pipi Langkous als voorbeeld
Iedereen kent de Pipi Langkous’ wijsheid: “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.” (die blijkt de schrijfster nooit het hebben gebruikt, maar toch wordt het veel gebruikt!) Dat is prachtig: naïef de wereld ingaan en blijven proberen hoort bij het leven. Een beetje zelfvertrouwen is nooit weg. Maar als expert die denkt overal verstand van te hebben, beklim je onbewust Mount Stupid.

Toekijken
Ik zag een post van Tine de Moor over een onderzoeksprogramma rond het versterken van burgercollectieven. Een mooi traject, oprecht. Maar als ik zie wie er meedoen, bekruipt me een akelig gevoel. Al die aandacht voor burgercollectieven, terwijl het bestuderen van gemeenschappen lijkt op een schriftelijke cursus boksen. Als je nooit in een gemeenschap hebt geparticipeerd, kun je studeren tot de een ons weegt. Alle deelnemende partijen staan toe te kijken hoe burgers het doen. STOP daarmee. Doe dat onderzoek met mensen die over praktische ervaring beschikken over leven en wonen in een gemeenschap. en dat kan van alles zijn in een dorp, kerk, bestuur van een vereniging daar waar mensen zich belangeloos inzetten voor iets groters dan zichzelf.

Grote doelen… kleine daden!

Waarom we niet alleen voor de grote doelen moeten zorgen!

De laatste tijd merk ik iets dat me echt zorgen baart. Ik zie het dagelijks gebeuren: een groeiende blindheid voor de praktijk, voor de mensen om ons heen. Het lijkt alsof we vastzitten in grote ideeën en abstracte doelen, en daardoor de directe, menselijke problemen over het hoofd zien. Ik zag op linkedin ronkend verhaal dat begon met de tekst: Het is soms nauwelijks te verdragen. Verschrikkelijk om te zien hoe wetenschap in twijfel wordt getrokken. Verschrikkelijk om inclusiviteit ingewisseld te zien worden voor willekeur, seksisme, machismo, nihilisme. Verschrikkelijk om mee te maken hoe de rechtsstaat wordt uitgehold. Verschrikkelijk om te zien hoe in Gaza een genocide zonder harde tegenstand kan worden uitgevoerd. Verschrikkelijk om te zien hoe machtswellust zegeviert. ……
Vervolgens een analyse en het sloot af met de tekst “wie doet mee?” Vervolgens een hele hoop mensen die reageerde “ik doe mee”. Wat bij mij de vraag opriep: “wat gaan jullie dan doen?¨

Ik zie het gebeuren — en ik maak me er zorgen over.

Wat ik zelf merk, is dat we te ver af raken van de praktische problemen van de mensen in onze omgeving. We praten over oorlogen, klimaat, globalisering, en rechtvaardigheid, maar vergeten dat er in onze eigen straat of in onze familie mensen zijn die worstelen met alledaagse dingen: eenzaamheid, geldzorgen, problemen in de relatie. Ik zie dat steeds duidelijker, en dat maakt me bang.

Want als we te veel gericht zijn op grote idealen, raken we de praktische, menselijke kant kwijt. We worden blind voor de kleine, urgente problemen die zich in onze eigen omgeving voordoen. En dat vind ik zorgelijk — omdat ik weet dat echte verandering begint bij wat we dichtbij doen. Niet door erover te praten…. maar doen! Kleine dingen: boodschappen halen voor de buren die dat zelf niet kunnen. Of zoals vorige week zag in in ons dorp iemand die bij een oudere alleenstaande man de ramen waste.

En wat kunnen progressieven leren?

Ik ga even generaliseren. Progressieven zijn begaan met klimaat, inclusiviteit, Geopolitieke ontwikkelingen. Maar hé, ik wil jullie echt iets meegeven. Als progressieven, hebben jullie vaak grote idealen, en dat is belangrijk. Maar let op dat die idealen niet de praktijk gaan vervormen tot een soort abstracte missie. Blijf niet blind voor de mensen die naast jullie leven. Want de kracht van echte verandering zit niet alleen in grote verhalen, maar vooral in de kleine, menselijke daden.

Het is belangrijk dat jullie je blijven afvragen: “Hoe ziet mijn buurvrouw eruit? Wat hebben de mensen in mijn wijk/dorp echt nodig?” Zie ik die pakketbezorger wel echt, die na jouw pakket nog binnen het uur 12 andere adressen moet bezorgen? Want zonder die verbinding kunnen jullie grote doelen wel heel mooi klinken, maar blijven ze soms ver weg van de dagelijkse realiteit.

De rol van media en politiek

Wat ik ook zie, is dat in media en politiek vooral progressieve stemmen domineren. Daardoor krijgen andere geluiden weinig ruimte. Dat versterkt de blindheid voor de mensen die de maatschappij draaiende houden. Die mensen voelen zich niet gehoord, en dat maakt de samenleving minder evenwichtig. Dat is de echte reden voor de opkomst van PVV. En dan helpt het niet om af te geven op de vorm, om je afschuw er over uit te speken. Het helpt om contact te maken, in gesprek gaan is niet de oplossing dat is een ongelijke situatie. De praktisch geschoolde is niet bedreven in praten in abstracties. Die uit zich anders: Het is een klotenzooi, de rotzooitrappers van buitenlandse afkomst moeten ze het land uitflikkeren in plaats van met ze te theedrinken. Het domste wat een progressieveling kan doen is ze dom noemen want ze hebben vaak praktische wijsheid: Ervaring! Het zou goed zijn als ook mensen met praktische ervaring en andere stemmen meer zichtbaar worden. Alleen dan kunnen we samen bouwen aan een samenleving waarin niet alleen grote doelen tellen, maar ook de praktische en menselijke kanten. Oprechte waardering voor de mensen die zorgen dat er zaken voor elkaar komen en minder bewondering voor verbaal begaafde mensen. Want ooit met een beetje pech moet ook bij die intellectueel begaafde de kont afgeveegd worden of de luier verschoond.

Mijn persoonlijke zorg

Ik merk dat ik zelf ook soms die blindheid heb. Dat ik te veel nadenk over grote ideeën en daardoor de mensen in mijn omgeving niet altijd zie. Het is een voortdurende uitdaging om die balans te vinden: tussen denken en doen, tussen idealen en praktische hulp.

Want ik geloof dat echte verandering nooit in grote woorden zit, maar vooral in de kleine dingen die we dagelijks doen. In luisteren, helpen, en verbinden. Daar ligt volgens mij de kracht.

Dus mijn boodschap aan jullie, vooral de progressieven: blijf niet alleen in grote ideeën hangen. Kijk ook echt naar de mensen om je heen. Want echte verandering begint niet alleen in de wereld, maar vooral in onze eigen straat, in onze eigen levens. Laten we die balans bewaren, en samen bouwen aan een samenleving die niet alleen mooi klinkt in theorie, maar ook echt werkt.

Meer weten?

Ik zag een mooie uitzending bij Tegenlicht. Over de tegenstelling tussen progressief en conservatief. Het sluit mooi aan op 1 punt aan het eind na: Het gesprek met elkaar! Want als het gesprekken zijn met mensen die allemaal “Ik ook” riepen op de vraag:  “wie doet er mee?” Dan is het gewoon een nieuwe bubbel van abstracties die niets gaan oplossen.

Het “Hut principe”

Ik heb me er wel vaker over verbaast hoe het kan dat op zich slimme mensen domme dingen doen. Zie ook een eerdere blog. Zo nu en dan stuit ik op verhalen die misschien het kunnen verklaren. Ik noem het maar het “Hut principe”. Ergens in 1986 overkwam me in een training iets wat me tot op de dag van vandaag bij is gebleven. Ik schreef daarover in een eerdere blog in 2010 het volgende:

Ik herinner me nog de manier waarop Jon ons meenam in de verschillende niveau’s van kijken naar een gesprek. De stappen die we moesten nemen waren: via objective, reflective, interpretive and decisional. De eerste stap was voor veel van ons erg moeilijk. Het blijkt voor veel hoog opgeleiden erg moeilijk te zijn objectief naar een omgeving te kijken. Hilarisch was het moment toen een collega niet kon zeggen wat hij zag. Hij zag een vergader faciliteit, een vergadering, leslokaal, cursisten. Maar het kosten hem moeite om te vertellen dat hij stenen, tafels, stoelen, mensen, lampen zag.

Hoog opgeleid, academisch gevormde mensen zijn vaak niet in staat details te zien. Ze zijn getraind in “het duiden van de situatie”, het weglaten van ogenschijnlijk onbelangrijke zaken. Nu blijkt dat de linker en rechterhelft ook die taakverdeling hebben. Links voor abstract en rechts voor details. Leuk weetje. Maar toen stuitte ik op een gesprek tussen Tom Zwitser en neuroloog Jan Bonte die hierover iets boeiends vertelde. Als linker en rechterhelft gescheiden zijn kunnen patiënten sommige zaken gewoon niet meer zien.

Kan het zo zijn dat mensen die in abstracties leven gewoon ook niet meer details kunnen zien? Zie ook mijn testje in een eerdere blog. Als die verbinding grotendeels verdwenen zijn omdat ze niet meer gebruikt worden (use it or loose it) is het zicht op de werkelijkheid verloren. Daarover doordenkend, verklaart het ook dat politici oproepen tot oorlog. Ze zien het als een abstract gebeuren en kunnen zich niet voorstellen wat oorlog met mensen doet. De 2e wereldoorlog is te lang geleden om het door overlevering mee te hebben gekregen.

Het grappige is dat veel academici die uit een praktisch milieu komen, vaak wel in staat zijn om abstracties en werkelijkheid te zien. In ieder geval kunnen begrijpen dat er zoiets is als praktijk.

Nu de hamvraag: hoe kunnen we het “Hut principe” doorbreken. Gewoon elkaar weer leren zien. Dan verdwijnen oorlogen vanzelf.  Ik heb zo een vermoeden dat dit niet de laatste blog is over dit thema.

De Tragiek van de Economie: Van Gemeenschapszin naar Individualisme.

Zoals de wind door de rietkragen waait, zo waait de kille wind van de economie door onze levens. En net als die wind soms een storm wordt die alles omverblaast, zo is de economie in haar huidige vorm een vernietigende kracht aan het worden. Een kracht die onze gemeenschapszin, onze collectieve kracht en uiteindelijk onze menselijkheid bedreigt.

Vroeger, in een tijd die veel van ons nauwelijks nog kunnen herinneren (en die onze kinderen al helemaal niet meer kennen), was er iets dat we Noaberschap (Commons in het Engels) noemen. Het was simpelweg het idee dat we samen sterker stonden. Dat we, door samen te werken, te delen en te zorgen voor gemeenschap (en de gemeenschappelijke goederen), een betere toekomst voor ons allemaal konden creëren.

Denk aan de watermolens die dorpen van energie voorzagen, aan de gemeenschappelijke weiden waar iedereen zijn vee kon laten grazen. Andere voorbeelden zijn: zadenbanken of de gezamenlijke zorg voor ouderen en zieken. Dit waren geen utopische dromen, maar de realiteit van het leven. Een realiteit gebaseerd op solidariteit, wederkerigheid en het besef dat onze individuele welvaart onlosmakelijk verbonden was met de welvaart van de gemeenschap. 

Maar toen kwam de economie. Niet de economie als een instrument om schaarste te beheren en welvaart te creëren, maar de ideologie van het economisch denken. De obsessie met groei, efficiëntie en winstmaximalisatie. De heilige graal van het Bruto Nationaal Product. Want het kan niet zijn dat we volgens die leer in gezamenlijkheid zaken beheren. Daar had men zelfs een uitdrukking voor “the tragedy of the commons”.  En in de schaduw van deze heilige graal, de economie, verdween de gemeenschapszin.

De commons werden overgenomen door de overheid of geprivatiseerd, gemeenschappelijke taken werden uitbesteed aan commerciële bedrijven, en solidariteit werd vervangen door individuele verantwoordelijkheid. “Red jezelf,” is het nieuwe credo. Of de kreet die ik verafschuw: “What’s in it for me””

Economische opleidingen  verhalen over de “tragedy of the commons”. Het idee dat een gemeenschappelijk goed, uiteindelijk uitgeput raakt omdat iedereen probeert er zoveel mogelijk voor zichzelf uit te halen. Maar wat we veel minder vaak horen, is de “tragedy of economics”.

De tragiek van de economie is het feit dat de obsessie met economische groei en individuele winst ten koste gaat van onze sociale cohesie. Het is de teloorgang van het collectief, de erosie van de solidariteit, de uitputting van onze sociale en ecologische reserves.

We zien het om ons heen:

  • De verarming van de publieke sector, omdat alles wat niet direct winstgevend is, wordt wegbezuinigd of uitbesteed.
  • De groeiende ongelijkheid, omdat de winsten naar de top vloeien en de lasten worden afgewenteld op de onderkant.
  • De vernietiging van het milieu, omdat de korte termijn winst belangrijker is dan de lange termijn duurzaamheid.
  • De toenemende individualisering, omdat we geleerd hebben om onszelf als individuele consumenten te zien in plaats van als onderdeel van een gemeenschap.

De tragedy of economics is geen abstract theoretisch concept. Het is de bittere realiteit van onze tijd de verloedering van onze wijken, de eenzaamheid van onze ouderen, de stress van onze kinderen, het slecht omgaan met het millieu.

Het is hoog tijd dat we de tragedy of economics aan het licht brengen. Dat we de ideologie van het economisch denken kritisch onder de loep nemen en alternatieven ontwikkelen die de gemeenschapszin, de solidariteit en de duurzaamheid centraal stellen.

Het is tijd om terug te keren naar Noaberschap, om de commons te herstellen en om onze menselijkheid te herwinnen. Het is tijd om te beseffen dat we samen sterker staan, dat onze individuele welvaart onlosmakelijk verbonden is met de welvaart van de gemeenschap. Sterker dat de toekomst van de mensheid afhangt van onze bereidheid om te delen, te zorgen en samen te werken. En het kan. We hebben voorbeelden te over, soms kleinschalig of onder de radar. Wikipedia, voedselbanken, Linux, Creative Commons, Land van ons of woongemeenschappen. Sommige misschien met nog een economische inslag maar de behoefte naar gemeenschap is er zeker.

Moge de wind van verandering waaien!