Niet dat ik een hekel heb aan een stad, integendeel ik kom er graag. Maar om te wonen en leven kies ik toch voor een dorp. Nu blijkt dat ik daarmee afwijk van het merendeel van de wereldbevolking. Uit een onderzoek in 2008 is gebleken dat er meer mensen in steden leven dan op het platteland. Daarvoor was het omgekeerd.
Die beweging wordt Urbanization genoemd. Overal ter wereld wordt deze verandering waar genomen. Veel mensen kiezen voor deze leefomgeving omdat gezegd wordt dat het beter zou zijn om in een stad te leven. Voordelen van het leven in een stad zijn o.a. betere kansen voor onderwijs, meer kans op werk, het hebben van voorzieningen in de buurt en er is een groter aanbod en verscheidenheid van goederen en diensten. Er kleven ook wel nadelen aan: vervreemding, stress, duurder qua levensonderhoud, hogere luchtvervuiling, hogere criminaliteitscijfers en negatieve sociale aspecten. Deze negatieve punten zorgen ervoor dat veel mensen kiezen om in buitenwijken van een stad te gaan wonen.
Er is ook wel een andere beweging te bespeuren, de trek naar het landelijk gebied door:
- een betere kwaliteit van leven
- de overtuiging dat het een veiliger en plezieriger omgeving is voor kinderen om op te groeien.
- mindervervuiling en meer open ruimte;
- goedkopere grond om te kopen en lagere huizenprijzen.
- bedrijventerreinen op mooie locaties en ruimte om uit te breiden.
Toch lijkt de trek naar de stad nog steeds door te gaan.
Er is ook anders te kijken naar deze problematiek.In een stad wordt er een soort filter toegepast: rijk bij rijk, arm bij arm, arbeiders buurten, allochtone wijken en buurten voor de beter gesitueerden. Binnen zo’n wijk is er een soort monocultuur. Daar weet men amper wat er buiten de eigen buurt of stad speelt. Het duidelijkste bekende voorbeeld is de Amsterdamse grachtengordel.
In dorpen heb je dat soort scheidingen niet echt. We wonen sinds een paar maanden in Visvliet. Een dorp op de grens van Friesland en Groningen, waar nog geen 400 mensen wonen. Of je wilt of niet je komt daar van alles tegen en je moet het als dorp met elkaar rooien. Voor mijn glasvezel activiteiten was ik de afgelopen week ook bij een vergadering van dorpsbelangen in een ander dorp en daar zag ik hetzelfde. De agrariër, ICT manager, kapper en heftruk chauffeur allemaal bezig met de woonomgeving. Dat maakt voor mij een dorp juist zo leuk. De boerenslimheid gecombineerd met academische denkkracht.
Gisteren was ik bij een bijeenkomst voor vernieuwingen in de stad. Allemaal hoger opgeleide mensen die nadenken over hoe het anders zou moeten met de wijken in de stad. Veel praten over en weinig met betrokkenen. Het mooie van een dorp is dat het al ingebakken zit en een dorp. Steden kunnen nog heel veel leren van dorpen. In een dorp is men gewend om dingen zelf uit te vinden. Lang niet alles is voorhanden en dat maakt mensen soms slim en vindingrijk.
Zeker als het gaat over voedsel verbouwen en plaatsen van zonnecollectoren. Alleen dat al maakt het wonen in een landelijke omgeving waardevol. Maar er is meer wat een dorp en het platteland waardevol maakt. Men is gewend met elkaar samen te werken. De professor en de bouwvakker, de IT-er en de kapster. Denken en doen zijn bij elkaar daar kunnen steden nog heel veel van leren. Waar ik de rest van mijn leven ook ga wonen, vast dat het op het platteland is.